-
1 ослабить
verzwakken, verzachten, verminderen -
2 ослабеть
verzwakken, verslappen, afnemen, verminderen -
3 ослабевать
verzwakken, verslappen, afnemen, verminderen -
4 ослаблять
verzwakken, verzachten, verminderen -
5 слабеть
zwakker worden, verzwakken -
6 истощаться
vgener. (о терпении, запасах) opraken, uitteren, verzwakken -
7 обессиливать
vgener. ontzenuwen, afmatten, verzwakken -
8 ослабеть
-
9 ослаблять
v1) gener. aftakelen, schrikken, verlammen, verslappen, verzwakken, schaken, laten doorschieten, ontspannen, slap maken2) navy. vieren -
10 слабеть
vgener. verzwakken, slappen, verslappen
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский