-
1 ломить
afbreken, breken -
2 разваливать
afbreken, desorganiseren, ontredderen -
3 развалить
afbreken, desorganiseren, ontredderen -
4 сломать
afbreken, slopen, breken -
5 оборвать
afscheuren, afrukken, afplukken ; onderbreken, afbreken -
6 обрывать
afscheuren, afrukken, afplukken ; onderbreken, afbreken -
7 отбить
afslaan, terugslaan, afweren ; afbreken, er afslaan -
8 отбивать
afslaan, terugslaan, afweren ; afbreken, er afslaan -
9 прервать
onderbreken, afbreken, verbreken -
10 прерывать
onderbreken, afbreken, verbreken -
11 снести
wegbrengen, wegdragen ; afbreken, slopen ; leggen -
12 сносить
wegbrengen, wegdragen ; afbreken, slopen -
13 внезапно оборвать речь
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > внезапно оборвать речь
-
14 обламывать
vgener. afbreken -
15 обрываться
vgener. afbreken -
16 он постоянно всех критикует
Russisch-Nederlands Universal Dictionary > он постоянно всех критикует
-
17 опровергать
v1) gener. doorprikken, ontzenuwen, rechtzetten (в газете), tegenpraten, afbreken (теорию), betwisten, dementeren, tegenspreken, weerleggen, weerroepen2) liter. terugslaan -
18 остановиться
vgener. vastzitten, afbreken (в середине речи), logeren (в гостинице) -
19 отламывать
vgener. afbreken, afknappen, afrukken, afbrokkelen, (c трудом) afwrikken, afzwaaien, losbreken, slopen, wegbreken -
20 отламываться
vgener. afknappen, afbreken, afbrokkelen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
afbreken — Hamburg • abbrechen, abnehmen, abnehmender Mond … Plattdeutsch-Hochdeutsch
afbreken — broko … Woordenlijst Sranan
Brekendorf — Wappen Deutschlandkarte … Deutsch Wikipedia
Unglück — 1. Allein vnglück vnd armut ist vor den Neidhard gut. – Gruter, III, 4; Lehmann, II, 33, 21; Simrock, 7478. 2. Alles Vnglück fahet sich in Gottes namen an (in nomine Domini). – Gruter, III, 4; Henisch, 1697, 30; Petri, II, 8; Blum, 2; Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wagenrunge — *1. Denne kast n Waogenrung im Hinnersten afbrêken. (Pommern.) So derb, drall, stämmig ist er. *2. Hä lätt sich iehr ne êken Wa nrung in n Oars enttweibriäken, iehr r n Groschen gevt. – Schlingmann, 532 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon