-
1 зажечь
aansteken, aanvuren -
2 зажигать
aansteken, aanvuren -
3 закуривать
aanroken, aansteken, gaan roken -
4 закурить
aanroken, aansteken, gaan roken -
5 заражать
besmetten, aansteken -
6 заразить
besmetten, aansteken -
7 прикуривать
(een sigaret) aansteken -
8 прикурить
(een sigaret) aansteken -
9 зажигать
v -
10 закуривать
vgener. aansteken -
11 заражать
vgener. aansteken, besmetten, infecteren, verpesten -
12 накалывать
vgener. aansteken -
13 насаживать
vgener. aansteken (на вертел), speten (на вертел и т.п.) -
14 начинать
v1) gener. aanbreken (бочку, бутылку), aansteken (бочку), aanvangen, beginnen, tijgen, zetten, aan de gang brengen, aanheffen (петь или говорить), acquit geven, openen (собрание)2) liter. van wal steken -
15 поджигать
vgener. aanhitsen, aansteken, brand stichten, stoken -
16 прикалывать
vgener. aansteken, prikken, aanspelden, pikken, spelden, voorspel den (впереди)
См. также в других словарях:
aansteken — leti … Woordenlijst Sranan
Fischteich — Er kann mir keinen Fischteich in Brand stecken. – Simrock, 2492. Holl.: De vischdijk laat zich niet aansteken. (Harrebomée, II, 384.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon