-
1 напоминать
herinneren, aanmanen ; doen denken -
2 напоминать
vgener. aanmanen, manen, rappelleren, helpen onthouden, herinneren (aan-o ÷ëì-ô.), in herinnering brengen, in het geheugen roepen, indachtig maken, met (iets) op de proppen komen (о чём-л.), opwarmen (давно забытые события) -
3 требовать
vgener. aanmanen, rekwireren, requireren (ri), verlangen, vorderen, vragen, (iem.) aanspreken om (чего-л., от кого-л.), aandringen (÷åãî-ô., op), eisen, sommeren, vereisen, vergen -
4 увещевать
vgener. aanmanen, vermanen, manen -
5 уговаривать
v1) gener. belezen, bepraten, ompraten, omverpraten, overhalen, aanmanen, bepreken, inpraten, overreden, vermanen2) liter. (iem.) lijmen (кого-л.)
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский