-
1 избегать
vermijden, ontlopen ; ontlopen, ontwijken -
2 обойти
omgaan, omtrekken, om iets, iem, heen gaan ; ontwijken, overslaan ; te kort doen ; voorbijstreven, voor zijn ; aflopen -
3 обходить
omgaan, omtrekken, om iets, iem, heen gaan ; ontwijken, overslaan ; te kort doen ; voorbijstreven, voor zijn ; aflopen -
4 сторониться
opzijgaan, plaats maken ; ontwijken -
5 избегать
v1) gener. (кого/что-л.) uit de weg gaan (bv.: ga die vent uit de weg), omzeilen, tillen, ontgaan, ontspringen, ontwijken, schuwen, mijden, ontduiken, ontkomen, ontlopen, ontvlieden, vermijden2) poet. vlieden -
6 сторониться
vgener. uithalen, uitwijken, mijden, ontwijken, uit de weg gaan -
7 уклоняться
v1) gener. ontduiken, ontwijken, afdwalen (от темы и т.п.), afwijken, mijden, wijken, zich aan (iets) onttrekken (от чего-л.)2) colloq. de boot afhouden3) gram. declineren -
8 уступать дорогу
vgener. ontwijken, ruim baan maken -
9 уклонение
het ontduiken, net ontwijken, het zich onttrekken aanРусско-голландский словарь коммерческих терминов > уклонение
-
10 уклонение
het ontduiken, net ontwijken, het zich onttrekken aanРусско-голландский словарь коммерческих терминов > уклонение
См. также в других словарях:
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon